Het is vandaag Internationale Vrouwendag, een dag die in 1911 voor het eerst gevierd werd. Hoewel toen al de wens bestond om één dag in het jaar aan de vrouw te wijden, bleven haar rechten in de tijd dat deze dag geïntroduceerd werd grotendeels achter. Voor mijn masterscriptie schreef ik over de positie van de vrouw in het Nederlandse en Duitse huwelijksrecht. Vandaag bericht ik erover, want geen andere dag dan deze biedt een mooiere gelegenheid om terug te blikken op de mijlpalen die sindsdien in beide landen behaald zijn.
“Die Frau führt den Haushalt in eigener Verantwortung“. “De man is het hoofd van de echtvereniging”.
Bovenstaande regels, afkomstig uit oude (West-)Duitse en Nederlandse wetsartikelen, domineerden de positie van de getrouwde vrouw in de vorige eeuw. Ze gaven een norm aan die diende te gelden in het huwelijk. Een instituut dat vol bemoeienissen zat van de overwegend patriarchale visie van beide staten.
Zo kwam het dat wanneer de vrouw trouwde; het grotendeels gedaan was met haar rechten. De echtgenoot kon over zijn echtgenote in de vorige eeuw lange tijd nog beslissen of zij werkzaam mocht zijn, welke rechtshandelingen zij mocht uitvoeren en waar zij moest wonen. Daarnaast had uitsluitend hij de beschikking over de gemeenschappelijke boedel, het alleenrecht in beslissingen en de voogdij over hun kinderen. De echtgenote, daarentegen, had een ondergeschikte positie die een lange weg te gaan had naar gelijkheid.
De lange weg werd doorlopen. Ingevolge de algemene trend gelijkheid in de wetten te implementeren, hebben beide landen in de afgelopen decennia een groot aantal wetswijzigingen en hervormingen doorgevoerd. Deze hebben ervoor gezorgd dat vrouwen dezelfde rechten en plichten dragen als mannen bij het aangaan van een huwelijk. Hieronder geef ik een selectie.
In Duitsland werd na de oorlog in 1949 de tekst “Männer und Frauen sind gleichberechtigt” in de nieuwe Duitse Grondwet opgenomen. In 1958 trad daartoe het Gleichberechtigungsgesetz in werking. Vrouwen mochten voortaan over eigen geld beschikken. Bovendien kregen ze een zekere inspraak in het gezinsleven en had de man niet langer het recht om het dienstverband van zijn vrouw eenzijdig te beëindigen. In Nederland werd in 1955 met de motie-Tendeloo de ontslagbepaling van de gehuwde ambtenares afgeschaft. Daarnaast zorgde een jaar later de Lex-Van Oven-wet ervoor dat de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw werd opgeheven.
De jaren ’70 stonden in het teken van verandering. De verouderde Nederlandse en Duitse burgerlijk wetboeken en het daarop aansluitende huwelijksrecht, dienden hervormd te worden. Dit gebeurde in respectievelijk 1971 en 1977. De Nederlandse wetgever schrapte het wetsartikel met de zin ‘de man is het hoofd van de echtvereniging’. Ook het zogenaamde treurjaar voor gescheiden vrouwen werd afgeschaft. Zowel de man als de vrouw kon vanaf nu na het voltrekken van de scheiding direct een nieuw huwelijk aangaan. In Duitsland was het uitgangspunt van de nieuwe wet het partnerschaftlichen Eheverständnis. In tegenstelling tot voorheen zouden beide echtgenoten nu in onderling overleg de arbeidstaken verdelen en was de vrouw niet meer eenzijdig belast met de huishoudtaak. De wetshervormingen maakten het in beide landen daarnaast ook makkelijker om te scheiden. Financiële regelingen, die hierbij vanaf nu getroffen konden worden, maakten het voor veel vrouwen haalbaarder om ook daadwerkelijk op een scheiding over te gaan.
Het idee van gelijke behandeling werd in de jaren ’80 en ’90 voortgezet. Gelijkheid in het huwelijksrecht is, op enkele laatste uitzonderingen na, in beide landen dan al grotendeels behaald. Alleen veranderen Duitsland en Nederland, respectievelijk in 1993 en 1998, nog het recht van de familienaam. De traditiegetrouwe regel dat de vrouw de achternaam van haar man kreeg zodra zij trouwden, werd aangepast. Ook werd in beide landen verkrachting binnen het huwelijk strafbaar gesteld; in Nederland gebeurde dit in 1991 en in Duitsland in 1997. Het eeuwenoude kenmerk van de huwelijksplicht werd daarmee afgeschaft.
In de laatste twintig jaar van deze eeuw is de dominantie van het huwelijk afgenomen. Andere samenlevingsvormen, zoals het Nederlandse geregistreerd partnerschap en het Duitse eingetragene Partnerschaft, hebben steeds meer (juridische) vorm gekregen en winnen daarnaast aan populariteit. Toch is de discussie over gelijkheid tussen man en vrouw nog niet beëindigd. Dat wetten grotendeels gelijkgetrokken zijn, betekent niet altijd dat man en vrouw feitelijk in dezelfde positie verkeren. Dit laatste toont in ieder geval aan dat het hebben van een Internationale Vrouwendag geen overbodige luxe is.
Over de auteur
Rachel van der Kroon (1995) studeerde vorig jaar cum laude af aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Westfälische Wilhelms-Universität Münster met de masteropleiding Nederland-Duitsland-Studies. Aansluitend is ze momenteel bezig met de master Burgerlijk Recht, waarna ze vanaf de zomer werk hoopt te vinden bij een onderneming die zowel zaken in Nederland als Duitsland doet.