Een tijdje geleden publiceerde de Volkskrant een artikel over het verlagen van het niveau van het eindexamen Duits en Frans voor havo-scholieren, omdat de gemiddelde cijfers telkens zo laag uitvielen. Het docentenhart van Annick Bakker van het Rijnland Instituut begon te bloeden.
Helaas lijkt het Nederlands onderwijs stelsel zo in elkaar te zitten dat efficiëntie en vooral pragmatisme een grote invloed hebben. De leerlingen kunnen vakken kiezen waar ze goed in zijn, die ze leuk vinden en in hun profiel passen – daardoor krijgt ieder vak automatisch een bepaalde waarde aangemeten. Dat ze veel talen daarbij links laten liggen, verrast mij niet. Een taal leren is hard werken, je moet er voortdurend mee bezig zijn en het zien te perfectioneren. Simpelweg ‘snappen’ is niet de manier: voor een taal geldt dat ‘Übung den Meister macht’. Helaas lijk je er vervolgens niks aan te hebben, want de Nederlandse televisie laat alleen de Engelse taal zien en datzelfde geldt voor internet, social media en games – en door die voortdurende oefening heb je zo je Engels onder de knie. Waarom zou je, als jonge leerling, een andere taal leren als iedereen ook Engels lijkt te spreken en het je gemakkelijk afgaat? Ik kan me er wel in verplaatsen.
Ik geef het vak Duits aan studenten International Hotelmanagement van NHL Stenden Hogeschool, locatie Emmen. Voor mijn studenten geldt dat ze, naast Engels, moeten kiezen tussen twee moderne vreemde talen: Spaans of Duits. Een groot deel kiest Spaans, want exotisch en het staat bekend als makkelijke taal. Prima. Totdat ik met ze praat en ze vertel dat in de regio waarin zij vaak willen blijven werken, namelijk de regio Hondsrug in Drenthe, met hoge uitzondering eens een Spanjaard te vinden is, maar dat het meestal wemelt van de Duitsers. Met kennis van de Duitse taal zijn zij dan ook veel aantrekkelijker voor bedrijven in deze regio – zeker in de toeristische branche. Als gevolg van dat praatje switchte een groot deel van de studenten alsnog naar Duits.
Mijns inziens is het dan ook van groot belang dat we beter aan onze vmbo-, havo- en vwo-leerlingen gaan uitleggen wat het inhoudt als zij ‘een vak laten vallen’ op basis van profiel. Bij het profiel Economie en Maatschappij is het toch van de zotte dat een leerling geen Duits leert – het halve bedrijfsleven heeft met Duitsland te maken en Duitsland is nog altijd nummer 1 vakantieland. Maar dat hoef ik jullie hier niet te vertellen.
We moeten ons er hard voor maken dat de docentenopleidingen hun docenten zo opleiden, dat zij goed in staat zijn om uit te leggen welk maatschappelijk belang hun vak heeft. Het zou onnodig moeten zijn, maar in de praktijk blijkt dit simpelweg niet het geval. Ik krijg nog steeds maar al te vaak de vragen ‘waarom Duits?’ en ‘wat kun je met Duits?’ – gelukkig kan ik het ondertussen goed onder woorden brengen en krijg ik daarna verbaasde, maar vaak positieve reacties van mensen die het nog niet op die manier hadden bekeken.
Het trainen op overbrengen van je passie voor het Duits wordt op de docentenopleiding niet zo duidelijk gedaan. Zou ook niet moeten hoeven, want deze mensen zijn al bevlogen van hun vak. Maar het is misschien wel fijn om ijzersterke argumenten al tijdens je studie op een presenteerblaadje aangereikt te krijgen. Als de leerlingen het nut er namelijk van inzien, hoeft het niveau ook niet te dalen en dat is toch wat we willen bereiken.
Annick Bakker is wetenschappelijk medewerker bij het Rijnland Instituut en Lecturer German aan NHL Stenden.