Kategorien News

Brandweerkorpsen Berg en Dal en Kranenburg oefenen samen

Bij een grote brand in de grensregio kan het zomaar zijn dat het sneller is om ter versterking een Duits brandweerkorps op te roepen dan te wachten op een Nederlands korps. Hoe gaat dat precies in zijn werk? Welke taal wordt er gesproken? Wie neemt de leiding, en hoe zorg je ervoor dat de materialen goed op elkaar zijn afgestemd? Om goed voorbereid te zijn op een dergelijke situatie, oefenden de brandweerkorpsen van het Nederlandse Berg en Dal en het Duitse Kranenburg deze week samen.

Locatie was de Euregio Realschule in Kranenburg. Met lichteffecten en een rookmachine leek het gebouw echt in brand te staan. De Duitse én Nederlandse brandweer rukten met groot materieel uit. Volgens Chris Peters, Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, komen de Duitsers meestal met veel materieel: “Dat heeft ermee te maken dat zij een andere manier van opschalen hebben.”

Nederlandse en Duitse korpsen werken anders

De korpsen oefenen al bijna tien jaar samen en elk jaar vindt er een grote oefening in het grensgebied plaats. Reden hiervoor is dat de Nederlandse en Duitse korpsen anders werken. Bij een brand is het van groot belang om te weten hoe het andere korps te werk gaat. Dat weet de brandweer uit Millingen maar al te goed: wanneer daar opgeschaald wordt, worden de Duitse collega’s opgeroepen.

Brandslangen konden niet aan elkaar gekoppeld worden

Inmiddels zijn volgens Peters de grootste obstakels wel uit de weg geruimd. “Bij een van de eerste oefeningen kwamen we er bijvoorbeeld achter dat we de brandslangen niet aan elkaar konden koppelen”, zegt hij. Ook elkaars vakjargon kennen de brandweermannen inmiddels. Daarnaast spreken de Nederlandse brandweermannen goed Duits en kunnen de Duitsers zich ook goed in het Nederlands redden. “Dus we komen er prima uit, samen”, aldus Peters. Toch is het volgens hem belangrijk om samen te blijven oefenen: “Bij een grote calamiteit is het belangrijk dat de communicatie soepel verloopt. Het helpt als je elkaar al kent. En er komen natuurlijk ook regelmatig nieuwe mensen bij. Je moet weten dat je van elkaar op aan kunt.”