Kategorien Business News

Consul-generaal Paul Ymkers: „Baden-Württemberg en Beieren na Noordrijn-Westfalen belangrijkste regio’s voor Nederland“

Zuid-Duitsland blijft ook tijdens de coronapandemie een regio van groot economisch belang voor Nederland, met kansen voor ondernemers, investeerders en kennisinstellingen. Het idee achter de zogenaamde Zuid-Duitsland-strategie was in 2010 dat de Zuid-Duitse regio’s en Nederland elkaar beter moesten leren kennen en vinden op economisch, wetenschappelijk en cultureel gebied. “Bekendheid met en over elkaar en meer zichtbaarheid leiden tot intensievere samenwerking. Hierdoor kunnen economische, wetenschappelijke en culturele betrekkingen verder worden versterkt en verdiept”, aldus Paul Ymkers (57), consul-generaal in München in een vraaggesprek met AHA24x7. “Na tien jaar uitvoering van deze strategie weten Nederlanders Zuid-Duitsland inmiddels goed te vinden.“

AHA24x7: Meneer Ymkers, is München vergeleken met andere plekken op de wereldkaart, waar u in het verleden op diplomatieke missie was, een prettige stad om te werken en te wonen?

Paul Ymkers: „München is zeker geen straf. Een mooie stad, een heel interessant werkgebied, een uiterst moderne economie. Maar Zuid-Duitsland is meer dan alleen de stad München met haar innovatieve bedrijven, haar vooraanstaande rol bij de digitalisering, haar dynamische arbeidsmarkt. Ook de deelstaat Baden-Württemberg hoort bij mijn ressort, en ook Hessen valt economisch onder de zogenaamde ‚Zuid-Duitsland-strategie‘. Deze strategie werd medio 2010 opgesteld om de economische en culturele betrekkingen tussen Nederland en het zuiden van Duitsland te versterken. Naast het consulaat-generaal hier in München hebben we nog twee honoraire consuls in de regio, te weten in Nürnberg en in Stuttgart. Daarnaast hebben we een Business Support-office in Stuttgart en Frankfurt. Zo beschikken we over een fijnmazig netwerk voor wat we hier voor Nederland doen.“

Een diplomatieke loopbaan stelt voorop dat men vreemde talen beheerst of in ieder geval snel onder de knie krijgt. Heeft u voor uw benoeming in München vooraf nog Duits moeten leren, of had u de taal vroeger in uw VWO-vakkenpakket?

„Ja, Duits was indertijd net zoals Engels en Frans vanzelfsprekend een verplicht onderdeel op school. Maar ook tijdens mijn studie Internationaal Recht en Sociale Geografie in Utrecht en vervolgens tijdens stages bij de Europese Commissie in Brussel en de OPEC in Wenen kwam een goede beheersing van het Duits zeer goed van pas. Tijdens mijn plaatsingen in Brussel kon ik in de raadswerkgroepen van de EU mijn Frans, Engels en Duits gebruiken. Dingen in het Duits (standaardtaal voor EU te Brussel) zeggen of vertellen helpt. Zeker als je met Duitsland en Oostenrijk dingen in Brussel voor elkaar wil krijgen. Wij Nederlanders staan erom bekend dat we Engels, Duits en Frans beheersen en in deze talen op niveau kunnen communiceren. Maar ik herinner me goed dat de Duitse, Franse en Engelse taal toch heel anders is in de normale spreektaal. Zeker als je een loodgieter moet bellen bijvoorbeeld. Dan leer je een taal vaak pas echt, en daarvoor moet je in het land zelf wonen en werken.“

Grensoverschrijdende samenwerking tussen Duitsland en Nederland geniet altijd prioriteit op de agenda in Den Haag en Berlijn. Veel Nederlandse bedrijven kijken echter niet veel verder dan Noordrijn-Westfalen direct aan de grens, Zuid-Duitsland is ‚ver weg‘. Weet het Nederlandse bedrijfsleven Zuid-Duitsland te vinden?

„Heel goed zelfs, andersom is dit een grotere uitdaging! Het probleem hierbij is dat er in Zuid-Duitsland geen automatisme bestaat om naar Nederland te kijken. Hun kerngebied is Oost-Frankrijk, Noord-Italië, Zwitserland, Oostenrijk en Tschechië. Met die landen hebben deze Duitse regio’s al eeuwenlang economische, politieke en sociaal-culturele banden. Wij steken dus veel werk in het sensibiliseren van Duitse bedrijven en instellingen voor de kansen die er in Nederland voor hen liggen. Op sommige gebieden lukt dat vrij goed, bijvoorbeeld op het gebied van duurzame mobiliteit, ’smart industry‘ en digitalisering.“

„Het Nederlandse bedrijfsleven weet Zuid-Duitsland goed te vinden – andersom is dit een grotere uitdaging“

„Inderdaad is voor veel Nederlandse ondernemers Noordrijn-Westfalen de eerste stap als je naar Duitsland gaat. Noordrijn-Westfalen is voor Nederland de belangrijkste handelspartner. Maar als je kijkt naar de handelsbetrekkingen en investeringen, dan doen Beieren en Baden-Württemberg het heel goed. Nederland staat bijvoorbeeld in deze twee deelstaten in de top-10 van belangrijkste economische partners. Baden-Württemberg en Beieren zijn na Noordrijn-Westfalen de belangrijkste regio’s voor Nederland. En Beieren, Baden-Württemberg en Hessen zijn goed voor 35-40 procent van het bruto nationaal product van Duitsland. Vergeleken met de deelstaten in het voormalige Oost-Duitsland hebben we hier in het zuiden van het land te maken met een heel moderne economie. Met name in Beieren zie je rijke culturele tradities gekoppeld aan een heel innoverende en dynamische economie. ‚Laptop und Lederhosen‘ is een populaire karakterisering van deze mix in Beieren.“

Over welke branches hebben we het hier? Waar liggen de meeste kansen voor het Nederlandse mkb?

„In Beieren, Baden-Württemberg en Hessen vind je een concentratie van grote en multinationale bedrijven, zoals de bekende grote autobedrijven, de verzekeringen, de banken, de chemische, medische en farmaceutische industrieën, maar ook kennisinstellingen. Sinds 2010 zien we veel nieuwe activiteiten in het kader van de Zuid-Duitsland-strategie.“

„Achterliggende vraag: wat is er in Zuid-Duitsland voor het Nederlandse bedrijfsleven precies te halen? Wel, de investerings- en handelscijfers zijn aanzienlijk, en die zijn zelfs relatief constant gebleven tijdens de coronapandemie. We zien wat dit betreft een kleine daling van tussen de 2 en 5 procent. In Baden-Württemberg staan wij op nummer 3 van de belangrijkste handelspartners, in Beieren staat Nederland in de top-10. Dit betreft vestigingen en toeleveranciers, o.a. in de sectoren automotive, machinebouw, de medisch-technologische en creatieve industrie.“

„De investerings- en handelscijfers met Zuid-Duitsland zijn aanzienlijk, en zijn zelfs relatief constant gebleven tijdens de coronapandemie“

Hoe creëer je als consulaat-generaal bij het Nederlandse bedrijfsleven aandacht voor de kansen die deze welvarende industriële regio te bieden heeft?

Wij werken nauw samen met de regio’s Zuid-Holland, Utrecht-Amsterdam en Brabant. Dit zijn voor ons drie belangrijke partners. Brabant is wat samenwerking met industrieën in het zuiden van Duitsland betreft een heel belangrijke regio: Brabant beschikt op het consulaat-generaal te München over een eigen vertegenwoordiger van de provincie. Wij organiseren voordrachten, webinars en Duitslanddagen voor Nederlandse instellingen. Daarnaast organiseren wij themabijeenkomsten in Nederland. Tijdens deze events gaat het bijvoorbeeld over duurzame mobiliteit, duurzaam bouwen, de ontwikkelingen op het gebied van waterstof, over cyber security en artificial intelligence. Op die manier werken wij nauw samen met de Nederlandse regio’s met belangen in Zuid-Duitsland, ondernemers en kennisinstellingen – en niet te vergeten Nederlandse culturele instellingen.“

„Ik vind dat wij een heel goede samenwerking hebben met Brabant, op provinciaal niveau, met de Technische Universiteit Eindhoven, met de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM), met Brainport en Helmond Campus. Ze kennen hier de weg en zijn hier kind aan huis. Dat Brabant zo sterk vertegenwoordigd is, heeft te maken met de maakindustrie. Maar de regio’s Brabant en Limburg hebben daarnaast ook sociaal-cultureel gezien een gemakkelijker contact met de mensen hier dan wellicht vertegenwoordigers uit andere regio’s. Duitsland kent dezelfde ‘scheidslijn’ tussen noord en zuid als Nederland. Brabanders en Limburgers wisselen vaak gemakkelijker informatie uit met Zuid-Duitsers, omdat hun economische en overlegstructuren elkaar goed aanvullen en ze sowieso wat meer zijn gericht op de nabije buren België en (Zuid-)Duitsland.“

„De regio’s Brabant en Limburg hebben sociaal-cultureel gezien een gemakkelijker contact met de mensen in Zuid-Duitsland dan wellicht vertegenwoordigers uit andere regio’s“

„Wij proberen op het consulaat-generaal vooral te kijken hoe we hier in Beieren en Baden-Württemberg een aantal grote ontwikkelingen voor de Nederlandse industrie en kennissector, zoals cyber security, artificial intelligence en digitalisering, op de agenda kunnen zetten. Thema’s die ook in Beieren en Baden-Württemberg gerelateerd zijn aan kennisinstellingen. En daar zit het mkb dan weer bij, want die zijn uiteindelijk deel van de lever- en waardeketen van die grotere clusters.“

Welke rol spelen hierbij de contacten met de overheden in de Zuid-Duitse deelstaten?

„Wij onderhouden uiteraard de contacten met de overheidsinstellingen en andere spelers van belang. Met Beieren heeft Nederland een ‚memorandum of understanding‘ en met Baden-Württemberg een ‚letter of intent‘. Hier staan onder andere thema’s in als duurzame mobiliteit, smart industry, gezondheidzorg en digitalisering. Deze documenten verschaffen een basis en een titel om met elkaar samen te werken. Het fungeert eigenlijk als een soort kader of een framework ˗ ik word niet iedere dag door de Staatskanzlei in München gebeld met de vraag of er al iets gebeurt. De invulling ervan krijgt gestalte door de Nederlandse regio’s en clusters waarmee wij samenwerken. De invulling geschiedt bijvoorbeeld door de BOM, Brainport, de Helmond Campus voor mobiliteit, het Cyber Security-cluster (IQ en HSD) in Zuid-Holland, het Artificial Intelligence-cluster in Amsterdam, de Duurzaam bouwen-coalitie en SDGs-coalitie in Utrecht en de ROM daar en met E-mobility-partners in Nederland. Want dat zijn de mensen die het werk doen met hun Duitse counterparts.“

„Ik zie dagelijks dat het consulaat-generaal veel voor het mkb kan betekenen, en dan met name voor de bedrijven en instellingen die de markt nog niet zo goed kennen. De grote ondernemingen en multinationals vinden hun weg veelal zelf en werken sowieso al samen; die hebben mij meestal niet nodig voor de markttoegang.“