Afgelopen weekend was het weer zover: we hebben de klok verzet. Een uur terug, wintertijd. We hebben het allemaal gedaan, Duitsers en Nederlanders. Zoals altijd. Binnen de EU wordt gediscussieerd over de vraag of het verzetten van de klok wordt afgeschaft en welke tijd er wordt ingevoerd. De Europese Commissie zegt dat elk land zelf kan beslissen of het de zomer- of wintertijd wil. We wonen in de grensstreek, Duitsland – Nederland. Wat als Duitsland en Nederland anders beslissen? Wat betekent dit dan? Laten we het gedachte-experiment eens aangaan. Deel 1 van een blog van Caroline Wille van het Rijnland Instituut.
Stel je voor dat we in Nederland kiezen voor de zomertijd en in Duitsland voor de wintertijd.
Wij, ik en mijn familie, wonen in Duitsland, mijn man werkt daar, mijn kinderen gaan daar naar school. Ik werk zelf in Nederland. Het is maandagmorgen 6:00 uur, de wekker gaat. De wekker van mijn man en mijn kinderen. Mijn wekker gaat ook om 6:00 uur, maar slechts een uur later. Dus 6:00 uur, 2:0, niet 6:00 uur, 1:0.
Zullen grenspendelaars binnenkort met twee horloges om hun polsen leven?
En hoeveel tijd heb ik om te werken?
Als ik mijn rol als moeder erbij optel, komt het volgende beeld naar voren: ik werk in deeltijd. Dat is 28 uur per week. Ik zal voor het grootste deel voor de kinderen zorgen. Mijn werkgever opent om 7:30 uur zijn deuren. Mijn kinderen moeten om 8:00 uur in de klas zitten. Ik heb 30 minuten nodig om naar mijn werk toe te rijden. De school is geopend van maandag t/m woensdag 14.30 uur en donderdag en vrijdag t/m 13:00 uur. Tot zover de belangrijkste gegevens.
Als ik de kinderen om 8:00 uur op school aflever, is het 7:00 uur in Nederland. Met mijn 30 minuten reistijd kom ik precies bij de opening van het pand op mijn werkplek aan. Mijn collega’s beginnen echter allemaal om 8.30 uur op de traditionele manier – om 9.30 uur op de klok van mijn kinderen. Ik heb dus een uur zonder mijn team op kantoor. Een uur waarin ik geen afspraken kan maken met Nederlandse collega’s en klanten. Een uur waarin geen vergadering van mijn werkgever is gepland. Dat is niet per se slecht, je kunt alle kleine klusjes doen die er overdag op je afkomen. Ik moet van maandag t/m woensdag het kantoor om 14.00 uur verlaten, donderdag en vrijdag om 12.00 uur – Duitse tijd. Maar voor mijn collega’s is het pas 13:00 uur, of 11.00 uur. Om dit goed te begrijpen: ik verlies niet zomaar een uur (want ik werk nog steeds 28 uur), maar verlies een belangrijk uur. Het maakt een verschil of je om 11:00 of 12:00 uur stopt met werken. Dit heeft te maken met het natuurlijke dagritme. Zo zal het regelmatig gebeuren dat ik aan belangrijke vergaderingen niet deel kan nemen.
En net als ik zullen er verschillende andere grenspendelaars zijn, voornamelijk ouders, die gebonden zijn aan schoolsystemen en kinderopvanguren.
Ik werk zelf op grensoverschrijdend gebied, probeer onderwerpen in de grensregio in de praktijk te brengen, hulp te bieden en de mobiliteit over de grens te vergemakkelijken. Ik probeer de verschillende systemen begrijpelijk te maken voor anderen en bruggen te bouwen om in ons grensgebied te kunnen wonen en werken.
In onze tweetalige projecten hebben we altijd te maken met barrières. De meest voor de hand liggende: de taal. De meeste deelnemers hebben interesse in het buurland, maar niet iedereen spreekt de andere taal, dus hebben we een afspraak gemaakt; iedereen spreekt zijn eigen taal. Hier en daar komt het tot wilde „taalveranderingen“. De een begint zijn zin in het Duits en eindigt in het Nederlands, omdat de zin toch te complex was of de gesprekspartner het misschien toch niet begrijpt. Sommige begrippen ken je alleen in één taal. Maar dat is geen probleem. Vaak is er ook een samenvattende vertaling, en overeenstemming en begrip overheersen.
Maar hoe werkt het maken van afspraken in de toekomst? Dat leest u op zondag 4 november in deel 2 van deze blog.
Caroline Wille (MA) werkt sinds 2011 bij de NHL Stenden in Emmen en het Rijnland Instituut en houdt zich daar bezig met grensoverschrijdende zaken. Naast inhoudelijke thema’s over de hogeschool is ze actief in regionale projecten. Ze heeft gestudeerd in Nederland, maar groeide op in Duitsland en woont en werkt tegenwoordig in beide landen.