Nederland heeft ruim 270.000 familiebedrijven. 70 procent van alle ondernemingen met meer dan één werkzame persoon is een familiebedrijf. Bij horecabedrijven bedraagt dat aandeel zelfs 81 procent en in de landbouw maar liefst 92 procent. Het lijkt erop dat familiebedrijven aan beide kanten van de grens er ook tijdens de coronapandemie goed in slagen om flexibel in te spelen op veranderende marktomstandigheden en -wensen. Een blog van het Rijnland Instituut.
In totaal zijn alle Nederlandse familiebedrijven samen goed voor een omzet van meer dan 350 miljard euro, wat neerkomt op 27 procent van de totale omzet van alle bedrijven in Nederland. Daarnaast wordt in Nederland bijna één derde van alle banen bij een familiebedrijf gerealiseerd. Het Rijnland Instituut baseert zich in haar visie op het Rijnlandmodel, een sociaaleconomisch model dat als tegenhanger fungeert van het Angelsaksische bedrijfsdenken. Het gaat uit van samenwerking tussen overheid, werkgevers en werknemers. Familiebedrijven nemen in dit denken een belangrijke positie in.
Vooral de kleinere familiebedrijven die actief zijn op het gebied van toerisme, horeca en culturele evenementen, worden dit jaar vanwege Covid-19 relatief zwaar getroffen. Maar ook de land- en tuinbouw, die een groot deel van hun omzet halen bij de gesloten horecagelegenheden en afgelaste culturele evenementen, luiden de noodklok.
De huidige pandemie treft de Nederlandse en de Duitse familiebedrijven even zwaar. In Duitsland zijn negen van de tien bedrijven een familiebedrijf, variërend van kleine ambachtelijke ondernemingen en detailhandelaren tot internationaal actieve bedrijven. Dat aantal ligt dus nog hoger dan in Nederland. Familiebedrijven in Duitsland zijn een indrukwekkende economische kracht: vorig jaar werd in 2019 een omzet van 1,3 biljoen euro gerealiseerd door de honderd grootste bedrijven die worden geleid door families en familiegerelateerde stichtingen.
Familiebedrijven worden op veel verschillende manieren beïnvloed door de coronapandemie. Samen met hun medewerkers en klanten pakken ze deze situatie aan en maken daarbij gebruik van hun kracht om snelle en creatieve oplossingen te vinden. Dit is mogelijk doordat de lijnen binnen het familiebedrijf vaak kort zijn en ze snel beslissingen kunnen nemen – en daardoor wendbaar zijn. Dat heeft deels geresulteerd in blijvende innovaties, maar soms ook in tijdelijke aanpassingen in het productieproces. Zo zijn er familiebedrijven die flexibel zijn overgestapt op het produceren van mondkapjes of desinfecterende handgel. Juist hierdoor wapenen ze zich en kunnen ze hun werknemers vasthouden.
Het is dan ook niet vreemd dat wetenschappelijk onderzoek de ervaring bevestigt dat juist familiebedrijven een stabiele factor in de economie zijn, met name op de arbeidsmarkt. Zij spelen ongetwijfeld ook een doorslaggevende rol in het economisch herstel na de coronacrisis.
Naast alle uitdagingen van deze pandemie, biedt zo’n crisis als deze dus ook weer kansen, zo blijkt.