Kategorien Leisure News

Grensoverschrijdend onderzoek naar bereikbaarheid via de lucht

Van welke luchthavens wordt gebruik gemaakt en waarom? Naar welke bestemmingen wordt gevlogen en met welke vervoersmiddelen worden de luchthavens bereikt? Om antwoorden op deze vragen te krijgen, heeft de EUREGIO de hulp van de inwoners en bedrijven in het grensgebied nodig.

“Internationale bereikbaarheid is een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven en bepaalt steeds meer de attractiviteit van de grensregio als woon- en leeflocatie”, vertelt adjunct directeur-bestuurder van de EUREGIO Stefan Michel. De EUREGIO zet zich daarom in voor een betere bereikbaarheid vanuit de lucht. Als onderdeel van een grensoverschrijdend onderzoek vindt er in de zomermaanden een grootschalige enquête onder huishoudens en bedrijven plaats. De inwoners en het bedrijfsleven uit het grensgebied kunnen hierin onder andere hun keuze voor een luchthaven kenbaar maken en toelichten, duidelijk maken naar welke bestemmingen grote vraag bestaat en hoe de situatie met betrekking tot de bereikbaarheid van de luchthavens is.

Verbeteren van bereikbaarheid

Met behulp van de enquête wil de EUREGIO grensoverschrijdende mobiliteitsvraag met betrekking tot het luchtverkeer analyseren en in kaart brengen. “Op deze manier kunnen we strategieën ter verbetering van de bereikbaarheid via de lucht uitwerken”, legt Stefan Michel uit. “We willen door middel van het onderzoek een regionaal proces op gang brengen om de bereikbaarheid, de kwaliteit als vestigingslocatie en de grensoverschrijdende betrokkenheid tussen de deelnemende partners te versterken”.

Verkeersverbindingen in de EUREGIO

Het project “Bereikbaarheid via Lucht” omvat naast de enquête een onderzoek naar de verkeersverbindingen in het EUREGIO-gebied via relevante luchthavens. Ook een analyse van scenario’s met betrekking tot de toekomstige bereikbaarheid vormt een onderdeel. Het project wordt medegefinancierd door de Europese Unie in het kader van het INTERREG V A-Programma Deutschland-Nederland met middelen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Verdere cofinanciers zijn de provincies Gelderland, Overijssel en Flevoland, het Niedersächsische Ministerium für Bundes- und Europaangelegenheiten en het Wirtschaftsministerium van het land Nordrhein-Westfalen.