Veel negatief nieuws domineert de nieuwsitems van de media. Zo lijkt de tweede golf van Covid-19 onafwendbaar over ons heen te slaan en staat er een financiële crisis voor de deur. Toch zien wij ook lichtpuntjes: uit de ‘Buitenland Barometer’ van Clingendael blijkt dat Nederlanders positiever denken over de Europese samenwerking. Meer specifiek: 72 procent van de gevraagde Nederlanders staat open voor meer samenwerking met Duitsland en Frankrijk, nu de Britten de Europese Unie verlaten en de president van de Verenigde Staten neigt naar trans-Atlantisch egoïsme.
De gedachte beklijft dat Nederland toch wat heeft aan de Europese integratie, waarvan we overigens voornamelijk vooral heel veel hebben geprofiteerd. Met name jonge Nederlanders steunen deze samenwerking. Opvallend, want juist die groep spreekt de buurta(a)len niet voldoende. Misschien is er een verandering gaande?
Europese samenwerking staat ook centraal nu de Europese Unie in de zomer tot een compromis is gekomen over het Europees herstelfonds, waarin Nederland zo onbeschaamd vrekkig uit de hoek kwam. In de ‚State of the European Union‘ vatte Ursula von der Leyen de koe stevig bij de hoorns: dit moment en dit herstelfonds bieden een kans voor de Europese Unie om de coronacrisis aan te grijpen voor een grote verandering. De digitale transformatie, de Green Deal, maar ook de internationale rol van de Europese Unie buiten haar grenzen kunnen hierdoor worden aangezwengeld en versterkt. Een kans voor de Europese Unie om in te zien dat de lidstaten in hun eentje niet beter af zijn, maar juist sterker zijn als blok. De samenwerking, waar de jonge Nederlander dus achter staat, maakt het hele continent sterker voor de toekomst en komende gezamenlijke ‘issues’ – die overigens voor Noord- en Zuid-Europa veelal hetzelfde zijn. Samen staan we sterk. Ook dat biedt hoop voor jongeren.
Wat mij blijft boeien is het grote verschil tussen de Nederlander en de Duitser in tijden van crisis. Op belangrijke momenten, zoals bijvoorbeeld in deze Covid-19-crisis, kiest Duitsland voor een pro-Europese, gezamenlijke aanpak. Nederland benadrukt vooral de eigen grenzen en beperkingen. Terwijl we toch met dezelfde problematiek kampen en dezelfde voordelen vanuit de Europese Unie genieten. Dat verlangt een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Ook blijkt uit de Buitenland Barometer dat we maar wat graag de bescherming genieten van een samenwerking met een groter land, zoals Duitsland – zeker nu. Waarom doen we dan zo moeilijk? Naar mijn mening mogen we maar wat blij zijn met zo’n mooi, gul buurland (dat barmhartig bedden voor onze Covid-patiënten ter beschikking stelt of vluchtelingen opvangt). Laten we hopen dat die nóg betere en zeer gewenste samenwerking er snel komt! Daar dragen wij als Rijnland Instituut graag ons steentje aan bij.
Annick Bakker is wetenschappelijk medewerker bij het Rijnland Instituut en Lecturer European Studies aan NHL Stenden.