In het INTERREG VA-project “Bio-economie – Groene chemie” zijn onlangs drie nieuwe projectaanvragen goedgekeurd. Bij twee projecten gaat het om gezichtsbescherming. In het andere project wordt een nieuwe verpakking ontwikkeld die duurzamer is dan de conventionele verpakking.
Ook in tijden van de momenteel heersende coronapandemie, de onvoorspelbare duur daarvan en de daaruit voortvloeiende toename van de behoefte aan beschermingsmiddelen voor de bevolking is het belangrijk om de bescherming van het milieu en de duurzaamheid in het oog te houden.
Gelaatsschermen van biologisch afbreekbaar biopolymeer
De gevolgen van het coronavirus hebben geleid tot de productie van aanzienlijke hoeveelheden plastic, onder meer voor plastic gelaatsschermen, die op basis van aardolie zijn gemaakt. Er is echter een alternatief: beschermende gelaatsschermen van biopolymeer. Deze worden getest door J.H. Tönnjes GmbH uit Delmenhorst in het project ‘Mond- en neusbeschermingsmasker van biologisch afbreekbare biopolymeren’. Het doel is om een nieuw type klein, transparant gelaatsscherm te produceren van een biologisch afbreekbaar biopolymeer als bescherming tegen druppelinfectie door onder andere coronavirussen. De draagbare bescherming wordt gedragen vanaf de kin tot net boven de neus. Met het mond- en neusbeschermingsmasker is een vrije ademhaling mogelijk en bij mensen met een bril beslaan de brillenglazen niet. Het masker bestaat met de houder en de transparante beschermkap uit één deel. Het materiaal dat hiervoor wordt gebruikt moet zijn aangepast aan de omstandigheden van de spuitgietmatrijs. Dat wil zeggen dat het materiaal voldoende vloeibaar, niet te zwaar en niet te bros moet zijn. Het beschermende schild moet comfortabel zijn om te dragen. Samen met het 3N Kompetenzzentrum in Werlte worden verschillende ontwerpen ontwikkeld en getest.
In het project ‘Ontwikkeling en productie van een biologisch afbreekbaar gelaatsscherm (bio-FaceShield)’ wordt door het bedrijf fm Kunststofftechnik in Bösel een gelaatsscherm van volledig duurzaam materiaal geproduceerd. Het doel van dit project is om een product te maken van materialen die 100% biologisch afbreekbaar zijn. De basis hiervoor is een draagframe dat met behulp van een spuitgietproces wordt vervaardigd uit een met natuurlijke vezels versterkte biocompound (bijv. uit een bodemafbreekbaar biopolymeer met zonnebloemschalen). Het frame wordt gecompleteerd met een vizierfolie van transparant PLA. Het is ook de bedoeling om PLA-verpakkingen te gebruiken. De vizierfolies van het Nederlandse bedrijf Bio4Pack worden in verschillende diktes getest om de optimale combinatie van maatvastheid en draagcomfort te bepalen. De verpakking, die ook biologisch afbreekbaar is, wordt speciaal voor deze toepassing gemaakt. De gelaatsschermen kunnen ook als reclamemedium worden gebruikt, omdat ze kunnen worden voorzien van een logo op het zichtbare oppervlak aan de voorzijde.
Volledig biologisch afbreekbare verpakkingen
‘Ontwikkeling van een duurzame verzenddoos voor gecombineerde droge-, gekoelde- en diepvriesverzending’ is de naam van het project van de in Werlte gevestigde onderneming eatventure® GmbH. Er worden tegenwoordig veel goederen via internet gekocht en daardoor ontstaat er steeds meer verpakkingsafval. Vooral voor de verzending van levensmiddelen betekent dit meestal dat er veel plastic, aluminiumfolie en polystyreen wordt gebruikt. De nieuwe verzenddoos van eatventure® bestaat uit een kartonnen doos en een isolatielaag van een duurzame natuurvezelcomposiet die verpakt is in een organische en/of duurzame folie uit Nederland. De hele verpakking is daarmee biologisch afbreekbaar. Of deze verpakking aan alle eisen voldoet (koeling, schokbestendigheid, klanttevredenheid) wordt nu getest. eatventure® werkt al meer dan elf jaar in de online distributie van gekoelde levensmiddelen en is al geruime tijd op zoek naar een alternatieve oplossing voor de huidige piepschuimdozen.
Het project “Bio-economie – Groene chemie” wordt in het kader van het INTERREG V A-programma Deutschland-Nederland ondersteund met middelen van het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Het project wordt gecofinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de provincies Drenthe, Fryslân, Gelderland, Groningen en Noord-Brabant en door de deelstaat Niedersachsen.